Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY9162

Datum uitspraak2005-09-06
Datum gepubliceerd2006-09-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 05/1151
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verweerder heeft de door eiseres gevraagde vergoeding van de kosten in bezwaar terecht afgewezen. Het Besluit proceskosten bestuursrecht bevat een limitatieve opsomming van proceshandelingen waarvoor vergoeding mogelijk is. Het indienen van een aanvullend bezwaarschrift kan niet worden aangemerkt als de in het Besluit genoemde proceshandeling van het indienen van een bezwaarschrift.


Uitspraak

Reg. nr.: SBR 05/1151 UITSPRAAK van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van bestuursrechtelijke zaken, in het geding tussen: [eiseres], wonende te Houten, e i s e r e s, en de Raad van bestuur van uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), v e r w e e r d e r. 1. INLEIDING 1.1 Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 1 april 2005, waarbij de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 20 december 2004 inzake de weigering haar een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toe te kennen gegrond zijn verklaard en haar geen vergoeding voor de kosten in bezwaar is toegekend. 1.2 Bij brieven van 8 juli 2005 heeft de rechtbank eiseres en verweerder bericht dat besloten is het beroep met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) versneld te behandelen. 1.3 Het geding is behandeld op de zitting van 24 augustus 2005, waar namens eiseres is verschenen mr. B.J.M. de Leest, advocaat te Utrecht. Namens verweerder is ter zitting verschenen mr. H.J. van Werven, werkzaam bij het Uwv. 2. OVERWEGINGEN 2.1 Onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht de door eiseres gevraagde vergoeding van de kosten in bezwaar heeft afgewezen. 2.2 Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kos-ten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de be-langhebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge het vierde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. De krachtens deze bepaling tot stand gekomen algemene maatregel van bestuur is het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). In artikel 1, onderdeel a, van het Besluit is - voor zover hier van belang - bepaald dat een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb uitsluitend betrekking kan hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bepaalt dat het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, bij de beslissing op het bezwaar overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief wordt vastgesteld. Ingevolge de bijlage bij het Besluit wordt bij ‘Bezwaar en administratief beroep’ voor de proces-handeling ‘bezwaarschrift/beroepschrift’ 1 punt en voor de proceshandeling 'verschijnen hoorzitting' 1 punt toegekend en vertegenwoordigt elk punt een waarde van € 322,-. 2.3 Gelet op het bepaalde in artikel 1, onderdeel a, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit geldt vorenvermeld forfaitaire tarief enkel voor de vergoeding van proceskosten voor professionele rechtsbijstand. De rechtbank stelt vast dat eiseres zelf bij brief van 15 januari 2005 bezwaar heeft aangetekend tegen het primaire besluit van 20 december 2004, welk bezwaarschrift voldoet aan de minimumeisen die artikel 6:5 van de Awb stelt aan de indiening van bezwaar- en beroepschriften. Zo bevat het bezwaarschrift onder meer gronden van bezwaar. Vervolgens heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 21 maart 2005 een aanvullend bezwaarschrift ingediend. Er heeft geen hoorzitting plaatsgevonden. Geoordeeld moet dan ook worden dat, nu het bezwaarschrift niet is ingediend door een professionele rechtsbijstandverlener als bedoeld in artikel 1 van het Besluit, eiseres geen aanspraak kan maken op een vergoeding voor de proceshandeling 'bezwaarschrift/beroepschrift'. De omstandigheid, dat de gemachtigde van eiseres op 21 maart 2005 een aanvullend bezwaarschrift heeft ingediend, kan niet tot een ander oordeel leiden aangezien het indienen van een aanvullend bezwaarschrift in de bijlage van het Besluit niet is opgenomen als een proceshandeling waarvoor vergoeding mogelijk is. Het besluit bevat een limitatieve opsomming van proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. Dat in het Besluit ten aanzien van het beroep meerdere proceshandelingen worden vergoed dan bij bezwaar, is een expliciete keuze van de wetgever. De rechtbank ziet in de wet noch in de jurisprudentie een aanknopingspunt voor de stelling van eiseres dat het indienen van het aanvullend bezwaarschrift in dit verband dient te worden aangemerkt als de in het Besluit genoemde proceshandeling van het indienen van een bezwaarschrift. Hiervoor is onvoldoende dat de heroverweging door verweerder mede dient plaats te vinden op grond van de in het aanvullend bezwaarschrift naar voren gebrachte bezwaren. 2.4 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en aangezien in de bezwaarprocedure geen hoorzitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder het verzoek van eiseres om vergoeding van de proceskosten in bezwaar terecht afgewezen. De door eiseres aangevoerde gronden kunnen derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de proceskosten van het beroep te veroordelen. 3. BESLISSING De rechtbank Utrecht, verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter, lid van de enkelvoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2005. de griffier: het lid van de enkelvoudige kamer: mr. A.J. Jansen mr. R.P. den Otter Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.